zondag 24 november 2013

Gelooft Karel nou wel of niet in Sinterklaas?


Het is aan te bevelen om onderstaand verhaal niet te laten lezen of voor te lezen aan de kinderen die nog in Sinterklaas geloven...



Vandaag weer een spiksplinternieuw Karel Cavia-verhaal. Dit verhaal staat nog niet in eerder verschenen boeken. De avonturen van Karel Cavia zijn bedoeld voor kinderen van 7 tot 12 jaar maar oudere kinderen, zoals mijn oudtante Emma in Schellingwoude, die 93 is, en mijn suikeroompje Lambertus uit Burgerbrug, die volgende maand zijn 88e verjaardag viert, volgen Karel ook. Ze hebben weliswaar een bril met glazen zo dik als een jampotbodem op hun neus, maar vanwege de grote letter kunnen ze de boeken over Karel met gemak en veel plezier lezen. En zij zeggen dat kinderen die nog niet zo goed kunnen lezen ook de boeken van Karel kunnen kopen omdat achterin het boek een cd is gestopt waarmee alle verhalen kunnen worden afgeluisterd. 


Het Rokin in Amsterdam is afgeladen. Karel Cavia staat er met Plien, Pieter en hun moeder. Het is koud en druilerig. Het is de derde week van november. Op deze zaterdag komt Sinterklaas straks in een optocht voorbij.

Sinterklaas is met een stoomboot aangekomen achter het Centraal Station en rijdt op zijn schimmel richting de Dam. En op de hoek van de Dam en het Rokin staan Karel Cavia en zijn vriendjes op de stoep te wachten, met hun ruggen naar de winkels gekeerd. De rijweg is met hekken afgezet en er zijn ook politieagenten die ervoor zorgen dat de optocht vrij baan heeft.

Karel Cavia staat helemaal vooraan. Hij is door de rij gepiept. Plien en Pieter hebben ook een goed plaatsje gevonden. Ze kunnen net over de schouder kijken van twee kleine kinderen die voor hen staan. Karel staat echt helemaal aan de stoeprand.
In de verte komt een trommelkorps aanstappen. ‘Rommerdebom... rommerdebom...’ klinkt het en Karel Cavia en Plien en Pieter rekken hun nekken en turen de weg af. Ja hoor, daar komen jongens en meisjes in gekleurde pakken die op trommels slaan. En meteen daarachter komen meisjes met blauwe pakjes en witte laarzen. Zij gooien stokken in de lucht en doen gymnastische oefeningen, ziet Karel.

,,Dat zijn majorettes’’, zegt moeder tegen Karel maar Plien zegt: ,,Mamma, zo noemden ze ze vroeger. Tegenwoordig heet het twirlen. En die stokken heten batons. Kijk Karel, ze draaien er ook mee. Moet je zien, als je ze heel snel draait, lijkt het wel een wiel. Goed hè...’’  

,,Nou, ik vind het wel knap hoor’’, zegt Karel, ,,ze gooien die stokken in de lucht en vangen hem op terwijl ze blijven doorlopen. Volgens mij moet je daar weken voor oefenen.’’

,,Au’’, roept Karel ineens en tegen het jongetje dat per ongeluk op zijn pootje ging staan, zegt hij: ,,Kijk een beetje uit asjeblieft, ik sta hier ook te kijken.’’

,,Sorry hoor, ik zag je niet’’, zegt het jongetje.

Moeder wenkt: ,,Kom maar hier Karel.’’

,,Nee, want dan kan ik Sinterklaas en het paard niet zien en de zwarte pieten die altijd lolletjes maken.’’

,,Als je bij mij op mijn schouders klimt, kun je alles heel goed zien’’, antwoordt moeder. Dat laat Karel zich geen twee keer zeggen. En hij zit in een oogwenk riant op de schouder van moeder, bijna net zo hoog als Sinterklaas op de schimmel. Karel heeft een eersteklas plekje, hoog en droog, want het is opgehouden met miezeren.

Plien en Pieter zijn wat aan het gniffelen: ze lachen met hun hand voor de mond en praten zachtjes zodat Karel niet kan verstaan wat ze zeggen.

Karel ziet het wel maar denkt: ‘Ze doen maar, ik zit hier voorlopig goed...’’

Pieter heeft in Pliens oor gefluisterd dat Sinterklaas niet bestaat. Plien zegt tegen hem: ,,Niet steeds zeggen... Ik denk dat Karel nog wel in Sinterklaas gelooft.’’ Maar ze moet ook lachen om het grote geheim dat ze met haar broer deelt. Vorig jaar, toen ze acht waren, hebben vader en moeder verteld dat Sinterklaas een heilige is die bijna duizend jaar geleden kinderen van een gruweldood gered heeft. En dat zijn bestaan als kindervriend vanaf die tijd op zijn naamdag wordt gevierd. Maar dat Sint Nicolaas allang gestorven is en dat nu verklede vaders en moeders en ooms en tantes voor Sint Nicolaas spelen en cadeautjes weggeven.  En zwarte Pieten zijn geschminkte buurjongetjes of buurmeisjes of neefjes of nichtjes.

,,Dat wist ik al lang’’, had Pieter stoer gezegd en Plien lachte fijntjes.

,,Jij wist het dus ook al?’’, zei haar moeder met een vraagteken op haar voorhoofd.

Ondanks dat de kinderen nu negen zijn en het echte verhaal van Sinterklaas ook al op school behandeld hebben, zijn ze toch naar de intocht van Sinterklaas gegaan. Want Karel had erop aangedrongen. Hij had het Sinterklaasjournaal gezien en gehoord dat Sinterklaas en zijn zwarte pieten door het centrum van de hoofdstad zou rijden. ,,Ja jongens, ik wil die schimmel zien en de pieten strooien lekkere snoepjes in het rond en op de boot liggen allemaal cadeautjes voor de kinderen en voor cavia’s zoals ik. Zullen gaan? Asjeblieft, laten we naar Sinterklaas gaan...’’

Plien en Pieter hadden even getwijfeld of ze het echte verhaal over Sinterklaas aan Karel Cavia zouden vertellen... ,,Weet je nog hoe spannend en geheimzinnig wij het vonden toen we nog klein waren’’, zei Plien en Pieter vond ook dat ze het dit jaar nog niet aan Karel moesten uitleggen.

,,Kijk eens wie daar staan’’, roept Karel opgewonden. Hij had zijn koppie een halve slag gedraaid en zijn scherpe ogen op het bordes van Paleis gericht.
,,Daar, op het balcon, daar staan Willem Alexander en Amalia. En kijk, daar onder, op dat toneeltje dat van planken is gemaakt, daar staan Maxima en die zusjes van Amalia hoe heten ze ook al weer?’’

,,Prinses Alexia en prinses Ariane’’, zegt Plien die de meisje leuk vindt en wel eens over hen gelezen heeft.

,,Daar komt Sinterklaas ook aan, hij slaat rechtsaf, naar het Paleis’’, roept moeder.

,,Hij rijdt natuurlijk naar die kleinste prinsesjes. Die zullen wel een mooi cadeau van hem krijgen’’, verzucht Karel.

,,Sinterklaas heeft voor heel veel kinderen een mooi cadeau’’, stelt moeder Karel gerust. ,,Hij zal ons huis ook niet overslaan.’’

,,Hoe weet u dat nou?’’ vraagt Karel, ,,hij kan toch niet overal zijn? Bij alle kinderen van Nederland en Belgie langsgaan. Dat zijn er wel een miljoen.’’

,,Nog veel meer’’, zegt Plien, die naar broer knipoogt en zegt: ,,Sinterklaas en zijn pieten krijgen dat echt voor elkaar...’’

,,Zonder hulp van anderen?’’, vraagt Karel. ,,Ben benieuwd hoe ze dat doen...’’

,,Dat vertellen we je volgend jaar wel Karel, dat moet nog even geheim blijven.’’
En de kinderen lachen weer raadselachtig achter hun hand.

,,Hmmm...’’ bromt Karel. Ik weet wel waar jullie zo om grinniken. Ik heb jullie wel gehoord, hoor. Jullie denken dat ik nog in Sinterklaas geloof. Nou, ik had allang in de gaten dat Sinterklaas op het Sinterklaasjournaal door die acteur van Sesamstraat wordt gespeeld. Had ik al lang gezien...’’

Plien en Pieter zijn verbaasd en ook moeder fronst haar wenkbrauwen. ,,Maar waarom deed je dan net of je nog in hem geloofde. Jij wou toch graag naar de intocht?’’

,,Dat is toch leuk, zo’n optocht? Met muziek en lollige verkleedpartijen. En zwarte pieten die ons aan het lachen maken. Ik weet al lang dat Sinterklaas niet meer echt bestaat, maar het is fijn om cadeautjes te krijgen en als we niet gegaan waren hadden we ook de koning en koningin en de prinsesjes niet gezien...’’
        
LEZEN EN LUISTEREN. De boeken van Karel Cavia - deel I (‘De enige, echte, originele Karel Cavia’) en deel II (‘Karel zet de klas op stelten’) – zijn in alle boekwinkels te koop en bij bol.com en andere webwinkels. Ze zijn ook, zonder portokosten, via de website van Karel (www.karelcavia.nl) of de webwinkel van uitgeverij De Liefde te bestellen. (www.uitgeverijdeliefde.nl) Elk boek heeft een cd achterin met daarop de door schrijver Rob Bouber ingesproken verhalen. Dus lezen en luisteren in één koop: 12,95 euro.

      

 

  

zaterdag 9 november 2013

Karel moet naar het ziekenhuis


Vandaag weer een spiksplinternieuw Karel Cavia-verhaal. Dit verhaal staat nog niet in eerder verschenen boeken. De avonturen van Karel Cavia zijn bedoeld voor kinderen van 7 tot 12 jaar maar oudere kinderen, zoals mijn oudtante Emma in Schellingwoude, die 93 is, en mijn suikeroompje Lambertus uit Burgerbrug, die volgende maand zijn 88e verjaardag viert, volgen Karel ook. Ze hebben weliswaar een bril met glazen zo dik als een jampotbodem op hun neus, maar vanwege de grote letter kunnen ze de boeken over Karel met gemak en veel plezier lezen. En zij zeggen dat kinderen die nog niet zo goed kunnen lezen ook de boeken van Karel kunnen kopen omdat achterin het boek een cd is gestopt waarmee alle verhalen kunnen worden afgeluisterd.

Het is herfst. Twee flinke stormen, kort na elkaar, hebben de bladeren van de loofbomen afgerukt. In de duinen, waar het hele gezin elke week wel een keer wandelt, dragen de dennen nog wel hun naalden maar er liggen flink wat groene dennenappels op de grond, die van de takken zijn afgezwiept.

Karel loopt met Plien en Pieter voorop. Daarachter komen vader en moeder. Kater Dolle Dries is thuisgebleven, lekker warm in zijn mand. ‘Hij lijkt wel een beetje op een beertje’, zei moeder laatst. ‘Volgens mij houdt hij het liefst een lange winterslaap.’

Karel speurt de bosbodem af. Op de paden, die dwars door de zandduinen lopen, liggen alleen maar schelpenzand, houtsnippers en dennennaalden maar links en rechts, op de heuveltjes en in de dalen, zijn interessante dingen te zien. Natuurlijk zijn de kort na de laatste storm gebroken stammen spannend om te zien. Sommige bomen zijn geknakt als waren het luciferhoutjes. Andere stammen liggen er al jaren. Dat kun je waarnemen door naar de kleur te kijken van het vermolmde hout. Het is veel donkerder dan het bijna blanke hout van de vers gespleten stammen.

Karel heeft op de televisie gehoord en gezien dat er mensen zijn die paddenstoelen verzamelen. Hij probeert tijdens de wandeling zich te herinneren wat er gezegd werd. ,,Hoe was het ook al weer?’’ bromt Karel in zichzelf.  ,,Cantharellen en Eekhoorntjesbrood waren in het bos te vinden en die waren erg lekker als je ze smoorde of in een omelet meebakte. Champignons kun je daar ook voor gebruiken maar die groeien niet in de bossen, die worden gekweekt in grotten. Zie je wel, hij had goed opgelet wat ze op televisie vertelden.’’

,,O ja’’, dacht Karel, ,,ik moet wel oppassen voor de vliegenzwammen. Die moet ik laten staan. Ze zien er wel leuk uit: rood met witte stippen, maar ze zijn behoorlijk giftig.’’

Omdat Karel links en rechts van het pad afwijkt en zo nu en dan stilstaat bij een jong eikje dat nog dapper in blad staat of bij een dikke, natte, gladde boomstobbe die half wordt overwoekerd door trossen zwarte zwammen, verdwijnt Karel langzaam uit het gezicht van Plien en Pieter en vader en moeder.

,,Kijk, dat is volgens mij een champignon’’, zegt Karel in zichzelf. ,,  Dat moeten wel champignons zijn. Ik heb ze wel eens in de keuken gezien. Ze lijken er sprekend op.  Het zijn zeker geen vliegenzwammen want die zijn roood. En deze zijn grijsbeige of beigegrijs, hoe noem je nou zo’n kleur? Ach, dat is niet belangrijk. Ik ga mijn vriendjes verrassen met een maaltje zelfgeplukte champignons.  Zie je wel dat ze niet alleen in grotten groeien. Ze zijn hier midden in het bos ook te vinden. Als je maar goed zoekt.’’

,,Zouden ze lekker zijn? Zou je ze eerst moeten koken? Ach, natuurlijk niet, de eekhoorns en de konijnen en de vogels eten ze ook rauw en ik ben tenslotte ook een natuurwezen.’’ En Karel breekt het steeltje en proeft voorzichtig een stukje van de hoed van de paddenstoel. ,,Mmmm. Lekker natuurlijk. Smullen, ik wist niet dat paddenstoelen zo goed smaakten.’’ En Karel neemt nog een hap van de de kap van de paddenstoel. En even later neemt hij een tweede paddenstoel in zijn knuistjes.

Karel is er bij gaan zitten. Hij hapt zo nu en dan in het hoedje van een paddenstoel en mompelt met volle mond: ,,Gaaf zeg, wat ben ik goed bezig. En goedkoop ook: je vindt ze in de natuur, ik hoef er geen geld voor te betalen in de winkel.’’

Maar er begint iets in zijn maag te knorren. ,,Hè? Wat is dat? Ik voel me niet lekker. En ik word ook een beetje draaierig. Zou het van de paddenstoelen komen? Nee, dat kan niet. Het was toch geen vliegenzwam, het was maar een onschuldige champignon?’’

Plien en Pieter zijn ongerust. Ze waren volop aan het kletsen over school en over vriendjes en vriendinnetjes. Ze zijn Karel uit het oog verloren. Ze  hebben hem al een paar keer geroepen maar krijgen geen antwoord.

,,Wanneer heb jij hem voor het laatst gezien?’’ vraagt Plien aan Pieter met een ongeruste klank in haar stem. Ook vader en moeder bemoeien zich er nu mee. ,,Jongens, we moeten Karel gaan zoeken’’, zegt vader en moeder stelt: ,,Hij was ons toch vooruit. Dan moet hij ergens voor ons lopen...’’

,,Nee’’, zegt Plien, ,,hij was van het pad af en Karel kennende zal hij wel ergens gestopt zijn om iets te onderzoeken.’’

,,Ik heb geen flauw idee waar hij is gaan snuffelen’’, zegt Pieter. ,,We kunnen maar het beste een stuk teruggaan en dan onderweg telkens zijn naam roepen.’’

Ze lopen met zijn vieren rustig het pad terug zoals ze gekomen zijn. Maar als ze na een paar minuten geen enkel teken van leven krijgen zijn ze toch bezorgd. ,,Waar kan die kleine dekselse Karel nou toch zijn?

Dan horen ze een zwak gekerm. Op zeven meter van het pad ligt, tegen een schuin hellinkje, Karel met zijn beide pootjes op zijn maag. ,,Blluh, ik voel me ziek, zwak en misselijk’’, zegt hij. Ik denk dat het van de champignons komt die ik gegeten heb.’’

De kindern en vader en moeder zien naast Karel een plukje paddenstoelen die inderdaad wel wat van champignons weg hebben maar het volgens vader en moeder toch niet zijn.

,,Dat zijn geen champignons, Karel’’ meent vader. ,,Ik weet niet hoe je ze wel noemt, maar ik vertrouw het niet. En als jij je zo ziek voelt, moeten we snel naar het ziekenhuis. Dan moet je maag worden leeggepompt.’’

,,Nee hè, nee... Ik wil niet naar het ziekenhuis. Dan gaan ze allerlei nare dingen met me doen.’’

,,Het is echt nodig’’, zegt vader en hij tilt Karel op en draagt hem onder de bovenkant van zijn jas, die hij voor een deel losgeknoopt heeft. Op een holletje gaan de wandelaars naar de auto.

,,Eigenlijk moeten we naar de dierenarts’’ zegt Pieter, ,,maar ik weet niet of ze daar apparatuur hebben om een maagje mee leeg te pompen.’’

,,En bovendien is de praktijk van de dierenarts op zondag gesloten’’, vult Plien haar broer aan. ,,Ik denk dat we toch naar de Eerste Hulp moeten...’’

,,Precies, daarom ben ik al op weg naar het ziekenhuis’’, zegt vader die vanuit zijn ooghoek in de achteruitkijkspiegel Karel ziet. ,,En als ik Karel zo bij jullie zie liggen, denk ik dat hij het wel fijn vindt als hij straks van die paddenstoelen verlost is.’’

,,Echt wel... Doe maar snel...’’, jankt Karel.

Na een kwartier zijn ze bij de eerste hulp. Ze treffen het. Het is niet druk op deze zondagochtend. Karel wordt meteen naar een kamer gereden waar hij en de ouders van Plien en Pieter worden ondervraagd. Als het duidelijk is dat het waarschijnlijk om oneetbare paddestoelen gaat, zegt de dokter: ,,Van een paar hapjes ga je meestal niet dood, maar je kunt er goed ziek van zijn. Voor alle zekerheid zullen we je maag maar leegpompen. Het is niet erg prettig Karel, maar wel nodig.’’ Zij pakt een slangetje en duwt het voorzichtig door Karels keelgat.

Karel sputttert en spartelt wat. Wat hij zegt is onverstaanbaar maar iedereen begrijpt dat Karel het niet naar zijn zin heeft. De dokter schuift het slangetje voorzichtig nog wat verder. ,,Zo, nu gaat-ie door je slokdarm naar je maagpoort en dan moet die opengaan en dan kunnen we de rommel uit je maag pompen.’’

Het slangetje is aan de andere kant aangesloten op een  machine die begint de brommen als de dokter de knop omdraait. Na twee minuutjes is het gebeurd. De maaginhoud van Karel Cavia ligt in een bakje en inderdaad ziet iedereen daar kleine stukjes paddenstoel in drijven.

De dokter lacht naar de kinderen. ,,Nou, dat is goed afgelopen’’ en ze richt zich tot Karel die nog als een ziek aapje zielig ligt te doen. ,,Vooruit, kop op hoor Karel, over een paar uurtjes voel je je weer kiplekker. Ik stond wel even te kijken toen jullie binnenkwamen. Ik heb het nog nooit meegemaakt dat ik de maag van een cavia moest schoonmaken.’’

Karel Cavia kijkt haar aan. ,,Voor alles is een eerste keer dokter, en ik ben ook geen gewone cavia, ik ben een bijzondere cavia.’’

,,Ja, dat kun je wel zeggen’’ en de dokter wendt zich tot de kinderen. ,,Geef hem voorlopig maar geen eten. Alleen wat water, dat is goed voor hem, water ontgift.’’

Als ze een half uurtje later met Karel naar de auto lopen, schiet moeder in  de lach: ,,Weten jullie wat nou zo toevallig is? We eten vanavond champignonsoep vooraf. Maar ik denk niet dat Karel daar trek in heeft.’’

Karel Cavia zucht: ,,Mag ik daar asjeblieft voor bedanken...’’

En ze moeten alle vier lachen om de nog steeds beteuterde snoet van Karel.

 LEZEN EN LUISTEREN. De boeken van Karel Cavia - deel I (‘De enige, echte, originele Karel Cavia’) en deel II (‘Karel zet de klas op stelten’) – zijn in alle boekwinkels te koop en bij bol.com en andere webwinkels. Ze zijn ook, zonder portokosten, via de website van Karel (www.karelcavia.nl) of de webwinkel van uitgeverij De Liefde te bestellen. (www.uitgeverijdeliefde.nl) Elk boek heeft een cd achterin met daarop de door schrijver Rob Bouber ingesproken verhalen. Dus lezen en luisteren in één koop: 12,95 euro.




 



zaterdag 2 november 2013

Scheiden


Vandaag een spiksplinternieuw Karel Cavia-verhaal. Dit verhaal staat nog niet in eerder verschenen boeken. De avonturen van Karel Cavia zijn bedoeld voor kinderen van 7 tot 12 jaar maar oudere kinderen, zoals mijn oudtante Emma in Schellingwoude, die 93 is, en mijn suikeroompje Lambertus uit Burgerbrug, die volgende maand zijn 88e verjaardag viert, volgen Karel ook. Ze hebben weliswaar een bril met glazen zo dik als een jampotbodem op hun neus, maar vanwege de grote letter kunnen ze de boeken over Karel met gemak en veel plezier lezen. En zij zeggen dat kinderen die nog niet zo goed kunnen lezen ook de boeken van Karel kunnen kopen omdat achterin het boek een cd is gestopt waarmee alle verhalen kunnen worden afgeluisterd.



Karel Cavia luistert naar een gesprek dat Plien en Pieter hebben. Pieters klasgenoot Henk gaat verhuizen naar Amsterdam. Henks vader en moeder gaan uit elkaar.
Nu gaat de moeder dicht bij haar werk in Amsterdam wonen. En Henk gaat mee.

Pieter zegt: ,,Maar hij zei dat hij om de veertien dagen een weekend hier bij zijn vader is, zodat we nog vaak met elkaar kunnen spelen.’’

,,Zo vaak speelde je toch niet met Henk’’, stelt Plien, ,,hooguit een keer per maand en dan nog meestal met een groepje anderen erbij.’’

,,Nee hoor, veel vaker. Ik vond hem wel aardig.’’ zegt Pieter. ,,Ik ging wel eens met hem mee na schooltijd; hij had een paar toffe games die erg spannend waren.’’

,,Aha, daar was het je dus om te doen’’, zegt Plien, ,,om games die je zelf niet hebt te kunnen spelen.’’

,,Welnee’’, antwoordt Pieter, ,,niet alleen vanwege de games. Het was daar erg gezellig. Als wij ’s middags na school bij Henk zijn huis aankwamen, zette zijn vader thee en kregen we ieder een halve reep chocolade en een plakje cake. Wij gingen pas gamen als zijn vader boodschappen haalde. Tegen vijven kwam hij terug en dan begon hij al met de voorbereidingen aan het eten. ‘’

,,Een huisman dus’’, concludeert Plien.

,,Nee, niet helemaal. Hij heeft wel een vak. Henks vader is striptekenaar, die werkt thuis... Ik snap niet dat ze uit elkaar gaan want de enkele keer dat ik er was toen zijn moeder vroeg thuis kwam, werd het daar nog gezelliger. Zij is een heel leuk mens.’’

Plien peinst: ,,Waarom zouden ze dan scheiden ? Dat is toch raar? Als je goed met elkaar overweg kunt, ga je toch niet uit elkaar?’’

,,Henk dacht dat dat het aan hem lag’’, zegt Pieter. ,,Dat-ie niet genoeg zijn best op school gedaan had en zijn kamer niet vaak genoeg opgeruimd had. Maar zijn ouders hebben hem gezegd dat het absoluut niet aan hem ligt. Henk moest zich vooral niet in zijn hoofd halen dat hij schuldig was aan de scheiding...’’

Plien houdt vol: ,,Toch gek dat ook mensen die het leuk lijken te hebben uit elkaar gaan.’’

Het gesprek valt even stil.

Karel Cavia, die nog geen woord gesproken en ademloos geluisterd heeft, denkt in een flits dat hij precies hetzelfde dacht als Plien en Pieter. Die twee kijken elkaar nu aan en zeggen bijna gelijktijdig tegen elkaar: ,,Denk jij wat ik denk?’’

,,Nee...Asjeblieft niet zeg...’’, zei Plien met een grimas van ontzetting op haar gezicht. ,,Nee, dat geloof ik niet. Papa en mama zijn veel te gek op elkaar. Die gaan nooit scheiden...’’

Pieter: ,,Zo gek zou het anders niet zijn, bij mij in de klas zitten vijf kinderen met gescheiden ouders.’’

,,En in mijn klas zijn zes ouders uit elkaar...’’ vult Plien haar broer aan.

Karel Cavia is nog steeds stil. Hij zit met een beteuterde snoet een beetje in een hoekje weggedoken.

,,Wat is er Karel?

,,Nou, eerlijk gezegd wil ik er niet aan denken dat vaders en moeders uit elkaar gaan.’’ En hij vervolgt een beetje bedremmeld: ,,Niet dat het zo erg is... De kinderen komen wel weer op hun pootjes terecht. Kijk maar naar mij...’’

,,Hoezo naar jou? Zijn jouw vader en moeder dan ook gescheiden?’’

,,Ja. mijn vader liep weg met Dieuwertje Dartel. Ik was amper geboren en toen al vaderloos. Mijn moeder is er wel overheen gekomen maar ze heeft mannen afgezworen. Ze is daarna altijd vrijgezel gebleven.’’

,,Nou’’, zegt Pieter, ,,Henks moeder anders niet, ze heeft in Amsterdam een nieuwe vriend.’’

Plien: ,,Meestal hebben gescheiden vaders eerder een nieuwe vriendin.’’

Karel Cavia: ,,Net als mijn pa met Dieuwertje Dartel.’’

Plien: ,,Ik denk dat dat komt omdat gescheiden moeders veel vaker voor hun kinderen moeten zorgen.’’

Pieter zegt olijk: ,,Maar als die moeders ook een nieuwe vriend krijgen, boffen de kinderen eigenlijk,  want dan hebben ze twee vaders en twee moeders, en dan worden ze dubbel verwend. Twee huizen, twee eigen kamers, en soms nog stiefbroertjes en stiefzusjes erbij.’’

,,Ja, als je het zo bekijkt, is het misschien wel leuk voor Henk, want die is enig kind.’’

Karel zit te sippen. En er biggelen een paar traantje over zijn bolle wangetjes.

,,Wat is er nou Karel? Waarom heb je verdriet? vraagt Plien.
Karel zegt: ,,Ik hoop dat jullie ouders niet gaan scheiden want dan weet ik niet waar ik kom te wonen...’’

,,Maar ze gaan niet scheiden, Karel, ze houden veel te veel van elkaar.’’

Karel dreint nog even door: ,,Dat is het niet alleen. Ik moest weer denken aan de tijd dat mijn vader wegging. Ik was nog heel jong. Ik zou nooit met hem voetballen of vissen of een reisje met hem maken. Een vader moet kinderen dingen leren en wijzer maken. Dat heb ik allemaal gemist.’’

Pieter troost hem: ,,Toch ben je een bijzondere cavia geworden. Je kunt veel meer dan de meeste cavia’s, wed ik..’’

,,Mijn moeder heeft me veel geleerd en ik heb zelf allerlei zaken gevraagd en opgezocht. Maar ik had ze toch liever van een vader geleerd... Die hoort je in te wijden bij een heleboel dingen. Die moet je leren een band te plakken en hij moet met je gaan kamperen en fietstochtjes maken.’’

,,Maar onze vader heeft jou toch geleerd een band te plakken. Hij is toch ook een beetje jouw vader. Weet je nog,  dat jij de boel ondersmeerde met solutie?’’

Karel moet even lachen. Hij veegt moedig zijn traantjes weg en snuit zijn neus maar hij voelt dat er weer nieuwe traantjes naar boven komen.
En dit keer roept hij het niet maar denkt hij zonder geluid: ,,IK BEN WEL EEN CAVIA MAAR IK KAN DONDERS GOED HUILEN.

Plien en Pieter nemen hem tussen hen in. Ze aaien hem en kloppen hem zachtjes op zijn kopje en zijn schoudertjes. ,,Karel, kop op. Je hebt nou ons toch...’’



LEZEN EN LUISTEREN. De boeken van Karel Cavia - deel I (‘De enige, echte, originele Karel Cavia’) en deel II (‘Karel zet de klas op stelten’) – zijn in alle boekwinkels te koop en bij bol.com en andere webwinkels. Ze zijn ook, zonder portokosten, via de website van Karel (www.karelcavia.nl) of de webwinkel van uitgeverij De Liefde te bestellen. (www.uitgeverijdeliefde.nl) Elk boek heeft een cd achterin met daarop de door schrijver Rob Bouber ingesproken verhalen. Dus lezen en luisteren in één koop: 12,95 euro.